Architectuur Interpretaties
In haar architectuur interpretaties analyseert Anja de Jong de beeldende kwaliteiten van de fotografie, waarbij constructie en vorm van architectonische ruimten als uitgangspunt worden genomen. Tegelijkertijd is haar werk een analyse van het waarnemen. Een spel van lijnen, vlakken en schaduwen benadrukt het vlakke tweedimensionale karakter van het beeld, maar onmiddellijk daarop volgt een illusie van diepte, van driedimensionaliteit.
Deze benadering resulteert in foto’s waarbij interpretatie van architectuur belangrijker is dan de herkenbaarheid van de gebouwen. Door middel van subtiele verschillen in toon worden ruimtelijke vormen geanalyseerd en geabstraheerd.
De conservatoren van de in 1984 in het Centre Pompidou gehouden tentoonstelling ‘Images et Imaginaires d’Architecture’ selecteerden foto’s van De Jong als voorbeeld van een abstracte, verbeeldende visie op architectuur (Tineke de Ruiter in de Geschiedenis van de Nederlandse Fotografie no. 31, mei 1999).
Pers
Subtiel verhaal in tonen van zwart, wit en grijs door Cees Straus©, Trouw
Kunstpagina Trouw zaterdag 9 februari 1985
Foto’s van Anja de Jong in Dordrecht
Subtiel verhaal in tonen van zwart, wit en grijs
door Cees Straus
Dordrecht – Het Dordrechts Museum beschikt, naast het prentenkabinet dat daar in de eerste plaats voor bestemd is, over een zaal waar fotografie bijzonder goed tot haar recht kan komen.
Dat is de ruimte direct achter de entree, die de titel draagt van ‘Waarheid en vrede’. Met neergelaten zonwering ontstaat een heldere, fraai-witte ruimte waar het licht een transparant karakter heeft dat de geëxposeerde foto’s een extra ‘licht’ accent geeft. In die zaal hangt nu het werk van Anja de Jong, een jonge fotografe (geboren 1957), die pas enkele jaren actief is, maar in korte tijd een indrukwekkende rij exposities wist op te bouwen. Nadat ze in 1981 van de academie in Rotterdam was gekomen, werd haar werk al snel gepubliceerd in enkele foto- en architectuurbladen, terwijl ze tegelijkertijd meedeed aan groeps- en solotentoonstellingen. Ze was een van de 19 vrouwen op de jubileumexpositie van 10 jaar Canon Gallery in Amsterdam, waar ze liet zien dat haar werk niets specifiek ‘vrouwelijks’ had.
Ondanks haar vele exposities zijn haar beelden echter niet bekend geworden; daarvoor zijn deze platen veel te eigenzinnig. Het werk van Anja de Jong moet je bovendien in ‘het echt’ zien, het laat zich door zijn zeer subtiele kwaliteiten moeilijk reproduceren (de grove rastertechniek waarmee kranten foto’s reproduceren voldoet nauwelijks of niet). De fotografe moet het dan ook van mond tot mond reclame hebben om haar werk een grotere verspreiding te geven. Dat verdient het ten volle, want het zijn altijd fascinerende beelden, die intrigeren doordat ze je voor de vraag stellen wat er nu in feite te zien is.
Kantoren
De situaties die Anja de Jong vastlegt, bewegen zich tussen strikt reële, en geconstrueerde gegevens die zijn opgebouwd uit niet benoembare onderdelen. Voor haar vroegste werk uit 1981-1983, waarmee de expositie begint, gaat dit onbenoembare nog niet zozeer op. Ze koos toen bestaande situaties, interieurs van kantoren of een museum, meestal vrijwel lege ruimtes met hooguit een enkel meubelstuk.
Die ruimtes onderzocht ze op de expressiviteit van het aanwezige zwart, wit en grijs, vooral het wit liet ze overheersen. Ramen, wanden, architectonische en constructivistische details liet ze hun eigen verhaal vertellen, maar ze houdt ze altijd ondergeschikt aan de nuanceringen van het licht dat ze reflecteren. Het draait wel om een onderzoek naar de eigenschappen van architectuur, maar het resultaat daarvan, de architectuur zelf, wordt dienstbaar gemaakt aan het eigenlijke doel. Hoewel de fotografe het licht ontdekt als een element dat ‘kleur’ verschaft aan de vele vlakken in haar ruimtes, laat ze het nog geen echt belangrijke rol spelen.
Deze stijl wordt omstreeks 1983 vrij abrupt afgebroken, als ze de compositie geheel in eigen hand neemt. Ze schept dan als het ware haar eigen architectuur. De bestaande ruimte wordt een gedroomde ruimte in het platte vlak, die echter wel een suggestie van driedimensionaliteit heeft, en zelfs meer dan dat. In die meer dan driedimensionale ruimtes (waarbij ze op geraffineerde wijze een transparantie in de vlakken tot stand brengt) zweven onregelmatig gevormde vierkanten en trapeziums.
Die zwevende constructies worden het hoofdthema in de foto’s, een gedroomde abstracte architectuur. Zwart, grijs en wit worden opnieuw aangewend, maar het is nu een oneindig aantal tussentonen die het verbindende element vormen tussen de verschillende vlakken. Het verrast bijzonder om te zien hoe de fotografe hier uitpakt met dit scala van subtiele tinten waarmee ze haar werk een bijzonder ‘kleurrijk’ aspect verleent.
Nieuwe invalshoeken
Het derde deel van de expositie beslaat de periode ’84 tot heden en daarin is de terugkeer naar de bestaande ruimte te zien, althans elementen daarvan. Het licht speelt nu een grotere rol, maar typisch genoeg valt nu het accent minder op het wit. Het zwart komt in relatief grote vlakken duidelijk naar voren. Zo levert dit werk steeds nieuwe invalshoeken; het maakt je benieuwd naar een volgende stap.
Deze museale presentatie bevestigt het beeld dat van Anja de Jong al enigszins bekend was: intrigerend werk van een fotografe die in snel tempo naar een kwalitatief hoog peil klimt.
Foto’s van Anja de Jong, tot en met 17 februari in het Dordrechts Museum, Museumstraat 40, Dordrecht, geopend op dinsdag tot en met zaterdag van 10-17 uur, zondag van 13-17 uur.
Copyright: Cees Straus, Trouw
Portfolio Anja de Jong door Herman Hoeneveld©, Professionele Fotografie P/F
Professionele Fotografie P/F NR. 7/1994
Het Curriculum Vitae van Anja de Jong vermeldt dat zij in 1957 in Scheveningen is geboren. In Rotterdam volgde ze de Academie voor Beeldende Kunsten. Haar carrière begon begin jaren tachtig met een persoonlijke en groepsexpositie beide eveneens in Rotterdam. Anja de Jong is beeldend kunstenares, freelance-fotografe en docente fotografische vormgeving aan de Koninklijke Hogeschool voor Beeldende Kunst, Muziek en Theater in Den Haag. En om deze feitelijkheden te completeren: ze woont en werkt vanuit Dordrecht.
Het is verleidelijk het fotografisch werk van Anja de Jong een plaats toe te kennen in het fotografische landschap dat wordt gevormd door ruimtelijke fotografie. De sporen die haar werk in de jaren tachtig heeft getrokken voeren grotendeels langs projecten die door architecten zijn gerealiseerd en waarvan zij kenmerkende details fotografeerde, met dien verstande dat zij behalve en wellicht na de pure registratie van architectonische elementen, een volstrekt eigen kijk op ruimtelijke aspecten genereerde. Het zou best kunnen dat menig architect niet of niet dan met veel moeite zijn eigen ontwerp erin zou herkennen. Dit wil allerminst betekenen dat Anja de Jong in haar benadering de verhoudingen onherkenbaar verandert of vervormt. Kunstmiddelen als vertekenende lenzen of extreme opnamehoeken behoren niet tot haar instrumentarium. De onverwachte, soms vervreemde weergave is veeleer het gevolg van een specifiek standpunt, dat ze bewust en met grote zorgvuldigheid kiest. Daarin onderscheidt Anja de Jong zich als goed fotografe per definitie niet van andere goede fotografen. Het opmerkelijke van haar werkwijze is dat ze in staat blijkt met ogenschijnlijk soms saaie roerloze, veelal monolithische vormen een beeld te creëren dat in de beste gevallen (al zullen wellicht niet alle bedenkers en bouwers van de objecten die zij fotografeert dat beamen) een nieuw geheel oplevert. In de zichtbare resultaten van dat zoekproces speelt bij de eerste aanblik de grafische compositie een toonaangevende rol. Maar ook daarin manipuleert Anja de Jong soms op subtiel-miraculeuze wijze de waarneming.
Bij betere beschouwing verdiept het beeld zich met de suggestie van een driedimensionale in- of doorkijk. En juist wanneer je dit effect hebt ontdekt en de afbeelding er een dimensie bij heeft gekregen, neemt het besef van de werkelijkheid bezit van je: wat je op de foto ziet heeft zij ook gezien. Nogmaals het is geen unieke gebeurtenis die Anja de Jong veroorzaakt, maar de overtuigingskracht van de trucloze opname is opmerkelijk. Net als haar handschrift, dat zich in de loop der jaren onmiskenbaar heeft verrijkt en waarmee ze zich nu ook aan andere thema’s wijdt dan de interieurs uit de beginjaren. De eenvoud en de zorgvuldigheid die aanvankelijk voortreffelijk in de pas liepen met de sobere vlakken en lijnen van gebouwen en hun constructieve karakter, blijven gehandhaafd wanneer ze, zoals met Panorama Mesdag, grilliger vormen als uitgangspunt neemt. Zelf verwijst ze naar het betreden van een onbegrensde ruimte waarin sporen van menselijk ingrijpen te vinden zijn. Het trefwoord ‘Borderland’ duidt het overgangsgebied tussen ongerepte en gecultiveerde landschappelijke situaties.
Bewerking en bebouwing van de omgeving nemen bijvoorbeeld in ons land bezeten vormen en omvang aan en onttrekken dergelijke gebieden vrijwel geheel aan de directe waarneming. André-Pierre Lamoth en Jannes Linders brachten in 1990 met de opdrachttentoonstelling in het Rijksmuseum vooral de overdaad aan cultuur versus natuur in ons land in beeld. Al eerder had Wout Berger zich rondom Amsterdam gewaagd aan een waarschuwende beschrijving van de sloop van het natuurlijke element door opdringende bebouwing. Ook Hans Aarsman hield zich intensief met soortgelijke problematiek bezig. Anja de Jong op haar beurt sloeg een andere weg in, zij het met een verwante betrokkenheid. Haar aandachtige, bijna behoedzame manier van fotograferen ontdekt overeenkomsten. In IJsland observeerde ze de ‘ídeale situatie van wankel evenwicht’. Haar beelden van La Palma voeden vergaand de behoefte tot vergelijken. Dat zal niet haar eerste opzet zijn, maar de goede verstaander zal de verwijzing in haar werk als een verrassing en verrijking ervaren.
Copyright: Herman Hoeneveld, Professionele Fotografie
La Photographie d’Architecture aux XIXe et XXe siècles, auteurs Philipp Néagu©, Jean-François Chevrier©, edition Centre Pompidou (French)
La Photographie d’Architecture aux XIXe et XXe siècles, auteurs Philipp Néagu©, Jean-François Chevrier©, edition Centre Pompidou (French)
– S’il est trop tôt pour déterminer les points forts de la création contemporaine, on peut faire toutefois quelques constatations générales. La première est que la reconnaissance récente en Europe de la photographie de création, grâce à l’apparition d’une critique et de quelques galeries spécialisées, a de nouveau accentué le clivage entre travail professionnel, d’inspiration documentaire, et création libre. La présentation du CCI privilégie sensiblement cette deuxième orientation. Il n’y a guerre qu’un auteur dans la sélection, l’Italien Gabriele Basilico, qui, avec son enquête systématique sur l’architecture de la zone industrielle de Milan, démontre un juste accord entre document et expression plastique. Il ne vrai que sa recherche se réfère aux grands modèles des années 1920-1930 (on peut penser au travail de Werner Mantz) mais il introduit une nouvelle sensibilité, enrichie par le réalisme des années 1950-1960, la photographie américaine, et de nouvelles expressions cinématographiques, telle d’œuvre du cinéaste allemand Wim Wenders. L’observateur a le sentiment que les autres photographes abordent l’architecture plus comme un prétexte visuel. Il faudrait faire une recherche considérable dans les archives des agences de reportage et chez les photographes spécialisés pour rassembler un fonds d’images qui puisse rééquilibrer le panorama, et il n’est pas certain que ceci ajouterait beaucoup au tableau historique. On obtiendrait sans doute une explosion d’images, bien faites, curieuses, étranges, selon les intentions de la recherche. Aucune vision d’auteur ne s’en dégagerait. Ce serait surtout une démonstration, redondante, des possibilités de la photographie d’architecture. Le parti pris adopté par le CCI a le mérite de révéler quelques personnalités de la récente création photographique.
Certains auteurs, déjà bien affirmés, ont été écartés au profit d’autres moins connu, surtout en France. Trois d’entre eux, une Hollandaise, un Français, et un Italien, Anja de Jong, Yannig Hedel, et Massimo Bassili se projettent à l’extrême de la spéculation abstraite, avec une recherche plus large chez De Jong, une vision plus intimiste chez Hedel et Basili. Chez celui-ci la photographie aboutit à une subtilité de matière qui l’apparente aux arts graphiques. Ces trois auteurs nous semblent apporter une sensibilité poétique nouvelle à la tradition déjà ancienne de l’abstraction photographique. L’italienne Patricia della Porta et la Française Rosine Nusimovici exploitent aussi des effets d’abstraction mais plus directement liés aux perspectives déformantes de la vision indirecte ou parcellaire.
Extrait de l’essay ‘La Photographie d’Architecture aux XIXe et XXe siècles’
Copyright: Centre Georges Pompidou / CCI, Paris 1984
Anja de Jong, auteur: Frits Bless©, edition Institut Néerlandais (French)
Institut Néerlandais 23 février – 31 mars 1988 – 121 rue de Lille, 75007 Paris
Dans l’œuvre photographique de Anja de Jong nous pouvons distinguer trois thèmes: architecture, ‘natures mortes’ et portraits. Ce dernier thème, bien qu’étant la partie la moins importante de son œuvre, forme un tout plus ou moins indépendant, qui apparemment n’a pas de la relations avec les deux autres thèmes. Dans ses portraits elle essaye de fixer le caractère des modèles, tel qu’elle le connaît et le ressent. Tout comme ses autres photographies ces portraits sont cependant caractérisés par la simplicité et la sobriété. Elle y parvient non seulement par la composition en tant que telle, mais aussi par la pose sobre des modèles.
La même sobriété et simplicité sont aussi caractéristiques pour les autres thèmes mis en images par elle, dans lesquels l’homme n’est d’ailleurs pas directement présent. Ceci est tout à fait frappant dans ses photographies d’architecture.
L’homme y est non seulement absent physiquement, mais aussi les éléments qui sont souvent caractéristiques de sa présence sont, ou ont été, autant qu’il se peut, éliminés, refoulés hors de l’image.
Ses intérieurs et extérieurs sont généralement nus et dépouillés. Les espaces, les formes, les volumes sont ramenées à leur essence première. Ceci donne à ses photographies, quelques soit peut-être leur réalisme, un caractère abstrait, dans lequel l’accent est totalement mis sur les relations entre la lumière et l’ombre, et sur les relations entre les éléments déterminants de la composition, tels que les lignes, les surfaces, etc..
Ces éléments sont dans le cas de l’architecture, bien sûr, une donnée concrète. Ce sont des éléments immobiles. Mais avec l’aide de l’appareil photographique et d’autres possibilités techniques de la photographie et par la position de la photographe, la composition, et par là même l’image, peuvent êtres manipulées.
Ces manipulations rendent ces photos souvent étonnantes et intrigantes, notamment dans la série d’intérieurs de musées.
Si dans les photographies d’architecture de Anja de Jong il est question de composition manipulée, mais également imposée au départ, dans les ‘natures mortes’, c’est Anja de Jong qui détermine entièrement les compositions.
L’appareil photographique n’est plus manié qu’en tant que moyen d’enregistrement.
La relation ombre-lumière, qui pour l’architecture peut-être, il est vrai, manipulée, tout en étant essentiellement une donnée de départ, est dans les natures mortes également définie à l’extrême.
En réglant l’éclairage de manière à supprimer totalement les ombres, l’impression de relief est généralement éliminée.
Par la composition ainsi que par l’élimination des ombres la nature morte de Anja de Jong prend un caractère abstrait, bien que les objets qui peuplent ces natures mortes puissant venir souvent aussi de la banale réalité quotidienne.
Par ses photos d’architecture et ses natures mortes, Anja de Jong participe aux développements qui ont trouvé leurs sources dans la photographie du ‘Stijl’ et notamment du Bauhaus. Elle leur apporte d’une manière personnelle une nouvelle contribution.
Copyright: Frits Bless, Directeur du musée Van Reekum, Apeldoorn, 1988
traduction: Willem van den Brul